Lettergrootte:

Informatie

Periode1655-1946
Aantekeningenbeperkt openbaar
Openbaarheid
Toegang0800
 Rubrieken in correspondentie 1910-1924 inventarisnr. 800.docx



  •  Ontstaan
    • De gemeente Bunschoten bestaat uit drie kernen: Bunschoten, Spakenburg en Eemdijk.
      De Eemvallei wordt voor het eerst genoemd in 777 in een oorkonde toen Karel de Grote jachtgebieden aan de Eem schonk aan de bisschop van Utrecht. In 948 ontving de bisschop gronden in de Eemvallei van keizer Otto I. Het is niet duidelijk of ook het huidige grondgebied van Bunschoten onder deze schenkingen viel. Het dagelijks bestuur over Eemland was opgedragen aan de bisschopshof van Amersfoort. De heren van Amersfoort beheerden dit hof in opdracht van de bisschop. In 1203 werd het bezit van Bunschoten door de bisschop overgedragen aan het kapittel van St. Jan. In de oorkonden waarin deze overdracht wordt genoemd, zijn uitgebreid de grenzen aangegeven van het overgedragen bezit.

      Waarschijnlijk heeft de veenontginning plaatsgevonden tussen 1175 en 1250. \r\nDe Veenestraat was de basis van waaruit het veen ontgonnen werd en daardoor de plaats waar de eerste bewoners zich vestigden. In 1294 wordt de naam Bunschoten voor het eerst genoemd. Het eerste deel van de naam "Bun" is waarschijnlijk van de naam Bunno, wellicht degene die de veengebieden uitgaf aan veenontginners. Het tweede deel van de naam "schoten" is één van de vele woorden met de betekenis hoog punt in een moeras.
      Tussen 1336 en 1355, de exacte datum is niet bekend, ontving Bunschoten stadsrechten van de bisschop van Utrecht. Ook andere dorpen aan de noordkant van de Eemvallei ontvingen in deze periode stadsrechten. De bisschop probeerde zo de expansiedrift van de graaf van Holland in te dammen en bovendien kon hij zo veiliger naar het Oversticht reizen.

      Eind 14e eeuw werd in Bunschoten een burgwal aangelegd, waarschijnlijk een aarden wal, voorzien van poorten aan de noord-en zuidzijde van de huidige Dorpsstraat. De burgwal was omringd door een gracht en de boerderijen lagen binnen de omwalling. Begin 15e eeuw raakte Bunschoten betrokken bij de machtsstrijd tussen de bisschop van Utrecht en Philips de Goede, hertog van Bourgondië. Bunschoten koos de kant van de hertog, betaalde enkele jaren geen belasting aan de bisschop en moest dat bezuren in 1430 met verwoesting van de vestingwerken en een fikse boete. De vestingwerken zijn nooit hersteld.
      Bunschoten ontwikkelde zich verder als agrarische nederzetting. Bebouwing vond voornamenlijk plaats langs de Dorpsstraat. Pas in de eerste helft van de 20e eeuw breidde de bebouwing zich uit in de vorm van lintbebouwing langs de Spakenburgergracht, de huidige Molenstraat en Koningin Wilhelminastraat, en de Veenestraat.

      Spakenburg is ontstaan als vissersdorp. De eerste bewoning vond waarschijnlijk plaats langs de dijken die in de middeleeuwen langs de Zuiderzeekust gelegd waren. In 1443 is er een eerste vermelding van de naam Spakenburg.
      Als gevolg van een stijgende waterstand van de Zuiderzee en inklinking van de bodem, werden er in de 15e eeuw nieuwe dijken gelegd ten zuiden van de bestaande. Lintbebouwing vond plaats langs de Spakenburgergracht, nu Spuistraat en Kerkstraat, waarschijnlijk op terpen. Tegelijkertijd met de bedijking in de 15e eeuw werd ook een sluis aangelegd ter bescherming tegen de Zuiderzee en ten behoeve van de afwatering van de achterliggende polders. Was dit eerst een houten sluis, in 1749 kwam een stenen sluis gereed. In 1868 werd een stoomgemaal bij de sluis in werking gesteld. In 1940 is dit gemaal opgeblazen en daarna zijn, vanwege wijziging van het afwateren van de polders, nieuwe gemalen gebouwd aan de Oostdijk en in Eemdijk.

      Over het ontstaan van de haven is weinig bekend. Sinds 1686 werd er tol geheven voor het gebruik van de haven, waarmee het onderhoud bekostigd werd. Dit was kennelijk niet voldoende, want in 1752 besloten de Staten van Utrecht de haven op te knappen. Om het onderhoud te waarborgen, werd het college van directeuren van de zeehaven ingesteld. Dit college bestond uit drie directeuren en een penningmeester die benoemd werden door de Staten op voordracht van de ambachtsheer.
      Behalve de gebruikers van de haven moesten ook de eigenaren van de achterliggende landen meebetalen aan het onderhoud. De haven diende namelijk ook als afwateringskanaal van deze gronden.
      In 1860 verbeterde men haven en haveningang met subsidies van het rijk en de provincie. Omdat de bestuursvorm van de haven niet meer voldeed aan de eisen van de tijd, werd het college van directeuren van de zeehaven opgeheven. Het onderhoud van de haven werd een gemeentelijke taak en de waterhuis-houding ging naar het nieuw opgerichte waterschap "De Bunschoter en Duister uitwatering in zee".
      In de 19e eeuw vond een enorme uitbreiding plaats van de vissersvloot: in 1812 waren er 34 schepen, in 1892 193. Om al deze schepen een plaats in de haven te kunnen geven, werd deze in 1886 uitgebreid met de Nieuwe Haven. Redenen voor uitbreiding van de vissersvloot waren de lage prijzen van vis ten opzichte van vlees, de betere afzetmogelijkheden en de groei van de bevolking. Na de afsluiting van de Zuiderzee nam het aantal vissers af.
      Was er oorspronkelijk alleen lintbebouwing langs de Spakenburgergracht, in de 19e eeuw verdichtte die zich en ontstonden er diverse dwarssteegjes met huisjes voor vissers en vissersknechten. Na aanleg van de Nieuwe Haven vond ook hieromheen bebouwing plaats. In de eerste helft van de 20e eeuw werden huizen gebouwd aan de Nieuwe Schans, Kerkemaat en Oostmaat.

      Eemdijk, ook wel Dijkhuizen genoemd, is ontstaan na aanleg van de Veen-en Veldendijk in de 15e eeuw. Deze dijk diende als bescherming tegen hoge waterstanden van de Zuiderzee. Langs de dijk is voornamenlijk lintbebouwing van meest boerenbedrijven. Deze boerderijen liggen hoog tegen de dijk. Pas in de 20e eeuw ontstond een dorpskern. Deze werd gebouwd in een verlande waai, die was ontstaan als gevolg van een dijkdoorbraak rond 1670. Bij de ruilverkaveling in de jaren vijftig van de 20e eeuw, werden de meeste bochten uit de weg langs de dijk gehaald, waardoor de weg bij sommige boerderijen aan de achterzijde kwam te liggen. Dit tastte wel het karakteristieke uiterlijk van Eemdijk sterk aan.
      De grenzen van het grondgebied van de gemeente Bunschoten zijn in het westen, de rivier de Eem, in het zuiden de gemeenten Baarn en Hoogland, en in het oosten het riviertje de Laak, dat ook provinciegrens is met Gelderland.
      Zoals uit het bovenstaande al blijkt, zijn Bunschoten en Eemdijk vooral agrarische nederzettingen met veeteelt, voornamenlijk runderen en kippen en, vóór 1900, eenden.

      Spakenburg werd bewoond door vissers en mensen werkzaam in op de visserij geënte bedrijven. Op de Zuiderzee werd gevist op haring, spiering, bot, paling, ansjovis en garnalen. Na de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 werd voornamenlijk gevist op paling, snoekbaars en "nest" (spiering en jonge vis ten behoeve van eendenhouders en vismeelfabrieken). Veel vissers werden na de afsluiting visventer. Tijdens WO II was er veel vraag naar IJsselmeervis, wegens stillegging van de visserrij op de Noordzee. Hierdoor stegen de prijzen. Er was een grote visaanvoer die gedeeltelijk via de zwarte handel op de markt kwam. Er werden veel noodvisvergunningen verleend (20% meer vissers) vooral om aan de arbeidsinzet te ontkomen. Ook na WO II werd er nog veel vis gevangen. Na 1950 daalden de bedrijfsresultaten door de inpolderingen.
      Om grote werkloosheid door afsluiting van de Zuiderzee te voorkomen werden, in 1929 een knopenfabriek en in 1934 een schoenenfabriek opgericht.

      Tot 1811 was Bunschoten een schoutambacht. Dit betekende dat de lage rechtsmacht uitgeoefend werd door een schout. Deze schout was aangesteld door de landsheer, tot 1528 was dit de bisschop. Daarna kwam de wereldlijke macht in handen van keizer Karel V. Vanaf de Opstand, circa 1575, stelden de Staten van Utrecht de schouten aan.
      De lage rechtsmacht behandelde civiele zaken en voluntaire zaken (o.a. overdrachten van onroerend goed en openbare verkopingen). Daarnaast werd ook het bestuur door de schout uitgeoefend. De hoge rechtsmacht, die o.a. criminele zaken behandelde, werd uitgeoefend door de maarschalk van Eemland.

  •  Bestuur
    • In 1715 werd de ambachtsheerlijkheid Bunschoten c.s. publiek geveild door de Staten van Utrecht. De ambachtsheerlijkheid bestond toen uit Spakenburg, Dijkhuizen (later Eemdijk), de Bloklandspolder, de Frans Jacobspolder, de Nicolaaspolder en Bunschoterveen. De heerlijkheid kwam zo in particuliere handen maar de oude rechten bleven gehandhaafd tot 1798. Zo benoemde de ambachtsheer nu de schouten, maar oefende ook zelf die functie wel uit. Na 1811 behielden de ambachtsheren alleen nog het recht voordrachten te maken voor diverse gemeentelijke functies. De benoeming vond plaats door de Staten of de Koning. In 1848 werden de heerlijke rechten opgeheven.
      In 1811 werden Duist, de Haar en Zevenhuizen toegevoegd aan de gemeente Bunschoten, maar in 1818 werd dit weer een zelfstandige gemeente.
      Al in 1795, als gevolg van de Bataafse revolutie, werden de gerechten omgezet in gemeentebesturen of municipaliteiten. In 1810 volgde de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Franse keizerrijk, waarna, op 1 januari 1811, ook de Franse administratieve organisatie werd ingevoerd. Dit had tot gevolg dat aan het hoofd van de gemeente een maire kwam te staan die werd bijgestaan door twee adjoints en een conseil municipal. Na de bevrijding van de Franse overheersing in het najaar van 1813 werd de functie van maire opgeheven en ook de conseil municipal verdween.
      De maire werd vervangen door de schout die werd bijgestaan door een gemeenteraad welke slechts een adviserende taak had.
      Met vaststelling van het reglement van het bestuur ten plattenlande van de provincie Utrecht d.d. 29 juni 1816 werd het bestuur uitgeoefend door een schout en de gemeenteraad. Deze raad bestond uit drie tot zeven personen die jaarlijks voor een derde werd vervangen. Hoeveel gemeenteraadsleden er in Bunschoten waren, is niet bekend omdat er geen raadsnotulen zijn over deze periode. Op voordracht van de ambachtsheer benoemde de Provinciale Staten de raadsleden en de Koning de schout. De schout kon zich laten assisteren door twee leden van de gemeenteraad als assessoren. De gemeentesecretaris en-ontvanger werden ook op voordracht van de ambachtsheer door de Staten benoemd.
      Al in 1825 kwam er een nieuw reglement voor het bestuur ten plattenlande. De gemeenteraad telde nu, inclusief de burgemeester en de assessoren 7 of 9 leden. Op voordracht van de ambachtsheer benoemde de Koning de burgemeester, de Commissaris des Konings benoemde de assessoren en de Provinciale Staten de leden van de gemeenteraad. De gemeentesecretaris werd benoemd door de Koning en de gemeente-ontvanger door de Staten, beide ook weer op voordracht van de ambachtsheer. De bemoeienis van de gemeenteraad met het dagelijks bestuur verviel aan de burgemeester en de assessoren.
      Met de gemeentewet van 1851 kwam een bestuursstructuur tot stand die tot op heden gelijk is gebleven. Sindsdien bestond ieder gemeentebestuur uit een raad, een burgemeester en minimaal twee wethouders. Aan het hoofd van de gemeente staat de gemeenteraad, die, sinds 1917 via algemeen kiesrecht, rechtstreeks door de inwoners wordt verkozen. Het dagelijks bestuur wordt gevormd door het college van burgemeester en wethouders. De wethouders worden gekozen door en uit de raad, de burgemeester wordt benoemd door de Kroon.





  •  Archief
    • Over het beheer van het archief voor 1896 is weinig bekend. In de jaarverslagen werd jaren gemeld dat het archief in matige toestand en onvolledig was (vanaf 1861). In 1866 werd gemeld dat in 1847 een beschrijving van het archief zou zijn gemaakt. Voor 1811 werd de functie van schout nogal eens vervuld door de ambachtsheer. In deze periode heeft waarschijnlijk vermenging plaatsgevonden van de archieven van de ambachtsheer en van het gemeentebestuur. In het eerste bevinden zich nogal wat stukken die complementair zijn aan die van het gemeentebestuur.
      In de periode 1811-1895 werd het archief waarschijnlijk bewaard ten huize van de burgemeester, die ook secretaris was. In 1896 kwam er voor het eerst een burgemeester van buiten het dorp. Er werd een huis voor hem gebouwd en de school gelegen naast de hervormde kerk werd verbouwd tot gemeentehuis. In 1914 werd naast de burgemeesterswoning een nieuw raadhuis gebouwd dat 20 jaar later werd uitgebreid. Bij deze verbouwing werd ook een kluis gemaakt tot bewaring van het archief.
      Als uitvloeisel van de archiefwet 1918 werd in 1922 een archiefverordening opgesteld. Hierin werd de bepaling opgenomen dat de archieven die in de gemeentelijke archiefbewaarplaats zouden worden bewaard niet van voor 1814 mochten zijn. Het beheer was opgedragen aan de gemeentesecretaris.

      Rechterlijke archieven en doop-en trouwboeken werden overgebracht naar het rijksarchief. Het archief van na 1814 is ook gedeeltelijk door hem geordend waarna de gemeentesecretaris het resterende archief geordend heeft.
      In 1947 werd begonnen met de toepassing van een rubriekenstelsel volgens de VNG-code. Dit jaartal is dan ook gebruikt als cesuur voor dit archief.
      Uit de correspondentie zijn alle kohieren, jaarverslagen, begrotingen, rekeningen en raadsbesluiten gehaald en op onderwerp gerangschikt. Dit geldt eveneens voor de los aangetroffen stukken. Hiervoor is als basis gebruik gemaakt van de 7e druk van de basiscode van de VNG maar op diverse plaatsen is hiervan afgeweken. Zo is ervoor gekozen om een rubriek "vermogen" te maken met als sub-rubriek het beheer en de wijzigingen in het roerend en onroerend goed van de gemeente, en de sub-rubriek "leningen en beleggingen". Daarnaast zijn enkele rubrieken samengevoegd dan wel juist gesplitst. Er is voor gekozen om de rubriek "openbare werken" te gebruiken voor alle werkzaamheden die aan publieke eigendommen werden uitgevoerd. De rubriek "drankwet" is verdeeld over openbare orde en belastingheffing. Binnen de rubrieken met veel beschrijvingen is gekozen voor een systematische volgorde boven een zuiver chronologische volgorde.

      Behalve het archief van het gemeentebestuur zijn nog enkele archieven van gemeentelijke bedrijven opgenomen. Er is voor gekozen om de archieven van de opgeheven instellingen in hun geheel te inventariseren. Zo loopt het archief van de gemeentelijke visafslag door tot de opheffing in 1989.
      Daarnaast zijn archieven opgenomen van zelfstandige archiefvormers, waaronder het archief van de directeur van de zeehaven, van de woningbouwvereniging, de burgerwacht, het algemeen burgerlijk armbestuur en de plaatselijke commissie Zuiderzeesteunwet. In de meeste van deze besturen zat een vertegenwoordiger van de gemeente, meestal op persoonlijke titel, waardoor de archieven bij de gemeente terecht zijn gekomen.
      De oorspronkelijke omvang van het archief bedroeg 72 meter. Hiervan is 41 meter vernietigd op grond van de lijst van voor vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden vastgesteld bij beschikking van de ministers van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en van Binnenlandse Zaken d.d. 24 augustus 1983. De uiteindelijke omvang van het archief bedraagt 31 meter.
      Tijdens de inventarisatie van het archief van het Gemeentebestuur van Bunschoten over de periode 1947-1980 is een aantal stukken aangetroffen welke thuishoort in het archiefblok over de periode 1811-1946. In overleg met de gemeente Bunschoten is besloten de beschrijvingen van die stukken in deze inventaris te integreren. Hierdoor kunnen enkele doublures voorkomen. De aldus ingevoegde beschrijvingen zijn te herkennen aan de afwijkende nummering.


  •  Gebruikte literatuur en archief
    • J.A.J. Vervloet, Bunschoten 600 jaar, artikel in Flehite jaargang 15 nr. 2 pag. 28-32, Amersfoort, 1983
      P. Dorleijn, Van gaand en staand want, de zeilvisserij voor en na de afsluiting van de Zuiderzee, deel III, Weesp, 1983; pag. 138-145, 154-156
      F. Gaasbeek en G. 't Gilde-Balk, Bunschoten, geschiedenis en architectuur, Zeist, 1992; onderdeel van het monumenten-inventarisatieproject in de provincie Utrecht
      M. Mijnssen-Dutilh, inventaris van het archief van het waterschap De Bunschoter en Duister Uitwatering in Zee, Amersfoort 1998; inleiding
      W. Ruizendaal, Bunschoten, een rechtshistorisch en institutioneel onderzoek naar het middeleeuwse Bunschoten, Duyst en De Haar en de plaats van stad en burgerij van Amersfoort daarin, Utrecht 1987
  •  Rubrieken in correspondentie 1910-1924
    • 1. ambtenaren, personeel
      2. A. arbeidsbemiddeling B. werkloosheidsverzekering, werkverschaffing C. wijzigingen werklozenkasreglementen
      3. arbeidswet
      4. begroting
      5. belasting A. algemeen B. hoofdelijke omslag C. hondenbelasting D. straatbelasting
      6. begroting
      7. bezwaarschriften belasting
      8. burgerlijke stand
      9. burgerwacht
      10. besmettelijke ziekten
      11. distributie
      13. diversen
      14. drankwet
      15. markten
      16. elektriciteit
      17. gezondheidscommissie en volksgezondheid
      18. jacht
      19. krankzinnigen
      20. leningen
      21. landstorm
      22. landweer
      23. kostwinnersvergoedingen
      24. zeemilitie
      25. A. onderhoud straten, pleinen en grachten B. schouw van wegen en vaarwater
      26. onderwijs A. algemeen B. lager onderwijs C. herhalingsonderwijs D. visserijschool en nijverheidsonderwijs
      27. warenwet
      28. raad van arbeid
      29. rekeningen
      30. levering drukwerk
      31. paspoorten
      32. statistiek
      33. strandvond
      34. vleeskeuringswet
      35. trekhondenwet
      36. veeziekten en veewet
      37. visserij A. algemeen B. binnenvisserij C. drooglegging Zuiderzee (zeevisserij) D. speetwerk
      38. woningbouw (ook raadhuis en burgemeesterswoning) A. woningbouw, woningwet en gemeentelijke woningexploitatie B. woningbouwvereniging "Het Nut der Gemeente" C. bouwvergunningen D. premiebouw
      39. subsidies
      40. justitie en politie
      41. verslagen
      42. paardenwet
      43. kieswet
      44. militie en mobilisatie
      45. bekendmakingen en publicaties van B&W
      46. haven
      47. comptabiliteit
      48. armenzorg en armenwet
      49. huurcommissie
      50. volkstelling, woningtelling en landbouwtelling
      51. rijksverzekeringsbank
      52. erfpacht
      53. vuurwapenwet
      54. archiefwet
      55. motor-en rijwielwet (o.a. keuring van autobussen)
      56. schietoefeningen
      57. verordeningen en instructies
      58. vereniging van Nederlandse gemeenten
      59. tollen
      60. begrafeniswet en begraafplaats
      61. brandweer
      62. ijkwet
      63. hinderwet
  • Hele toegang

    Commentaar/Reacties

    Er zijn nog geen reacties op dit item